*brasserie [< Duitse Brauhaus, een brouwerij waar het bier ter plekke kon worden geconsumeerd. Dergelijke brouwerijen met café bestonden ook in de Elzas waar ze de Franse naam brasserie kregen (une brasse = koperen brouwketel + brasserie zou ook verband houden met de "armen" (bras) die men voor het brouwen gebruikte). Nogal wat Elzassers openden eind 19e E een dergelijke "brasserie" in Parijs Soortgelijke gelegenheden waar zelf geen bier meer werd gebrouwen, gebruikten op den duur ook die benaming]
=> licht, ruim, open en overal spiegels
*bistro [< Russ. Bistro (snel) < kozakken die na Napoleons nederlaag in 1815 Parijs bezetten die de kasteleins aanspoorden om snel voort te maken met hun bestelling => deze verklaring kan niet kloppen want het woord wordt pas in 1884 aangetroffen terwijl de Kozakken pas in 1814 vertrokken.
=> [ook “bistingo” genoemd < bist(r)ouille = goedkope aangelengde drank (brandewijn) of koffie met scheutje sterke drank < “bi” wijst nl. op mengeling van 2 vloeistoffen + touiller = mengen, mixen => gemene eetgelegenheid]
=> intiem, naar binnen gericht, beetje donker, dicht op elkaar.
=> de bistro-formule (oorspronkelijk ontstaan in Parijs als voorloper van B&B’s) maakte buiten de deur eten ook voor het werkvolk bereikbaar.
*bodega [< Gr. Apothèke = bewaarplaats => Lat. nam dit over als “apotheka” = wijnopslagplaats.
-wijn werd echter ook als medicijn gezien => specerijen- en kruidenwinkel => in het Spaans evolueerde het tot “bodega” (= wijnhuis, wijnkelder)
-daarnaast bestond in het Spaans ook al “botica” en in ’t It. bottega = winkel => via ’t Provencaalse “botica” ontstond ’t Fr “boutique”]
< Duits “Bottich” (= kuip, voorraadvat) < voorraadkamer, wijnbergplaats
*borrel [wordt in de betekenis van ‘glas sterke drank’ al in 1685 vermeld] < met verkleiningsachtervoegsel -el gevormd van mnl. borre, borne ‘bron, fontein; bronwater, drinkwater’. Een andere mogelijkheid is dat het woord een zn. is bij → borrelen ‘opwellen, bellen vertonen’, zelf een klanknabootsende formatie, net als laat-mnl. bordelen, bortelen ‘opwellen; bellen vertonen’→ een aangeklede borrel = met hapjes.
*brasserie [< Duitse Brauhaus, een brouwerij waar het bier ter plekke kon worden geconsumeerd. Dergelijke brouwerijen met café bestonden ook in de Elzas waar ze de Franse naam brasserie kregen (une brasse = koperen brouwketel + brasserie zou ook verband houden met de "armen" (bras) die men voor het brouwen gebruikte). Nogal wat Elzassers openden eind 19e E een dergelijke "brasserie" in Parijs Soortgelijke gelegenheden waar zelf geen bier meer werd gebrouwen, gebruikten op den duur ook die benaming ] => licht, ruim, open en overal spiegels.
*butler [< Lat. buticularius = opperschenker => bottelier => bouteiller
=> beschikt over een pantry-book = huisboek met allerlei interessante aantekeningen ivm gasten en ’t huishouden in het algemeen [< pantry = provisiekamer, aanrechtkamer]
*cabaret [< Pic. Cambre (= kamer) => kamertje => wijnhuis, kroeg, gaarkeuken] – zie ook in de betekenis van kleinkunst [< kunstvorm ontstaan in door artiesten gefrequenteerde kroegen]
*drinkgeld [< eind 16de E toen men bij het loon ’n hoeveelheid bier kreeg: ± 15% van het loon van een ongeschoolde]
*flessentrekker [< op flessen trekken => ‘bier of wijn op flessen aftappen’] = tafelschuimer, oplichter die goederen of diensten bestelt en ze daarna niet betaalt.
*herberg [< heer (leger) + bergen => legerplaats => Eng “harbour” en Fr “auberge”]
NB: de zoete inval [< naam voor een herberg => waar men z’n intrek nam]
*hotel garni = hotel dat enkel logies biedt met of zonder ontbijt [< un garni = gemeubileerde kamer] [loger en garni = op kamers wonen]
*jigger = barmaatje = attribuut dat wordt gebruikt bij het afmeting van een bepaalde hoeveelheid drank bij het bereiden van cocktails
*kastelein [< slotvoogd, beheerder van een kasteel => iemand die een stadsherberg pachtte]
*kelner [< kellenaar = de econoom van een kloostergemeenschap < Lat. cellenarius = keldermeester]
*kroeg [< kruik < kruke]
*kruik gaat zolang te water tot ze barst [< te = om => heeft helemaal niets met “drijven” te maken!!]
*ladderzat [< men moest op ’n ladder naar huis gebracht worden]
*ober [< Oberkellner]
*ontbijt [< inbijt cfr. Dui “Imbiss” = kleine maaltijd]
*poculeren = rustig de beker laten rondgaan
*potator = dronkenlap, drinker
*saloon [< Fr. Salon < salla = zaal]
-stonden in de 19de E bekend als zondige oorden waartegen kwetsbare personen in bescherming moesten worden genomen. Vrouwen en kinderen mochten niet blootgesteld worden aan de aanblik v drinkende en gokkende mannen en daarom moest de ingang afgesloten zijn. In het noorden van de VS hadden kroegen een gewone deur maar in zuidelijke (warmere) staten zoals Texas en Arizona hielden sommige saloons de deur open om frisse lucht binnen te laten. De deuropening werd dan wel voorzien van saloondeurtjes zodat voorbijgangers de verdorven activiteiten niet konden zien.
*schenken [< iemand te drinken geven < iets scheef houden => geschenk => schenkel (cfr. Schinken) – vb. schenkel = krom been
*slaapmutsje [< mutsje = oude vochtmaat = 1,5 dl]
*sommelier [oorspronkelijk = de opzichter o er de slachtdieren, dan “functionaris die toezicht hield op de levensmiddelen” of “hij die op de vracht let terwijl de lastdieren en hun eigenaars slapen”
~somme = dutje; bête de somme = lastdier < Lat. “sagma”= pakzadel]
*staminee/ estaminet [< stam < zaal met een door palen gestut dak => stamlokaal]
*stuk in z’n kraag hebben [< stuk = groot vat alcohol + kraag = hals, keel] => absurd grote hoeveelheid alcohol gedronken
*taverne [< Lat. Taberna = woning bestaande uit planken < ruimtes langs weerskanten van de deur van een Romeins huis waar handel gedreven werd => eethuis
*zat [~Eng. “sad” = verzadigd, vermoeid]
(Bert Bogaerts)